FNP-afdeling Tytsjerksteradiel - Geschiedenis en toekomst Tytsjerksteradiel
Eize de Boer bekijkt het volgens het webside van de gemeente zo: "Dit is de streek van vaarten, poelen, riet. Van bont struikgewas en ‘woudse' weiden. Hier is geen nee te koop in de natuur."
Algemeen
De gemeente ligt in het oosten van de provincie Fryslân. In de middeleeuwen was het de achtste grietenij van Oostergo, een van de drie zeelanden binnen de huidige provincie. Zijn naam ontleent de gemeente aan het dorp Tytsjerk. Tot de gemeente horen naast de hoofdplaats Burgum nog 16 dorpen, namelijk: Aldtsjerk, Earnewâld, Eastermar, Feanwâldsterwâl, Garyp, Gytsjerk, Hurdegaryp, Jistrum, Mûnein, Noardburgum, Oentsjerk, Ryptsjerk, Sumar, Suwâld, Tytsjerk en Wyns.
Woonkultuur
Tytsjerksteradiel kent een oude bewoningsgeschiedenis. Door onderzoek is redelijk veel bekend over de bewoning sinds het einde van de laatste ijstijd. In het gebied rond het Burgumer Mar bivakkeerden in die tijd - rond 5000 voor Christus - enkele families. Zij hadden daar een basiskamp en zo'n 15 kilometer verderop een aantal jachtkampen. De mensen woonden in hutten; een skelet van buigzame takken, overdekt met rietmatten en huiden.
Landschap
Karakteristyk voor de gemeente is de grote variatie in het landschap. In het noorden, bij Wyns en Bartlehiem - bekende plaatsen in de geschiedenis van de elfstedentocht - vinden we het terpenlandschap op de hoge zeeklei. Wyns - liggend aan de Dokkumer Ee - was in de vroege middeleeuwen het bestuurlijk centrum van het hele gebied. Daar werd het ' recht ' gesproken. Trynwâlden - het gebied rond Giekerk, Oentsjerk en Aldtsjerk - is vanouds bekend om zijn bebossing. Dit gebied oefende in de Gouden Eeuw en daarvoor dan ook een grote aantrekkingskracht uit op de adel. Een herinnering daaraan zijn de overgebleven staten, de grote landhuizen van de Friese adel. Leegveen en watergebied komen we tegen in het natuurgebied "De Grote Wielen". Dat vormt een broedplaats voor heel veel water- en weidevogels. In het oosten van de gemeente vinden we een boom-weilandschap met houtwallen o.a. bij Eastermar en Jistrum en boomsingels in Noardburgum en omgeving. Dit gebied is onderdeel van het Nationaal Landschap " De Noardlike Fryske Wâlden ". Het uiterste zuidwesten van Tytsjerksteradiel bestaat uit het verveante watergebied bij Earnewâld; Het Nationaal Park " De Alde Feanen ". Daar is het bezoekerscentrum van gevestigd aan It Wiid in Earnewâld en op diezelfde locatie is ook het Fries Landbouwmuseum te bezoeken. Op de oostelijke en zuidelijke zandgronden ontstonden in de middeleeuwen de dorpen Burgum, Hurdegaryp, Sumar, Garyp, Eastermar en Jistrum. Vanouds leefden de mensen van de veengraverij, visserij, landbouw - vooral veeteelt, maar ook bouw- en jacht. Schepnet, zegen en jachthoorn in het gemeentewapen zijn een verwijzing naar die middelen van bestaan.
Inwoners
Tytsjerksteradiel is één van de grootste plattelandsgemeenten van Fryslân. Met een oppervlakte van 161,42 km en Burgum als hoofdplaats. Tytsjerksteradiel vormt samen met de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Noardeast-Fryslân een van de mooiste gebieden van Nederland. Een gebied met ruimte en indrukwekkend veel groen en water.
De gemeente telt 17 bijzondere dorpen met totaal 31.780 inwoners (jan. 2019): zie ook https://www.t-diel.nl/dorpen-in-de-gemeente.
-Het aantal inwoners in de gemeente Tytsjerksteradiel is met 1.259 personen gestegen van 31.029 in 1996 tot 32.288 in 2022 (dat is 4,06%). Het aantal inwoners is het aantal personen zoals op 1 januari 2022 in het bevolkingsregister vastgelegd-.
kijk ook op: https://allecijfers.nl/gemeente/tytsjerksteradiel
Aldtsjerk: Aldtsjerk telt 630 inwoners (1 januari 2020). Onder het dorp valt ook de buurtschap Sânhuzen.
Burgum: Burgum telt 9.750 inwoners (1 januari 2020). Burgum is de hoofdplaats van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Earnewâld: Earnewâld telt 390 inwoners (1 januari 2020).
Eastermar: Eastermar telt 1.595 inwoners (1 januari 2020) en heeft een haven. Onder de dorpen vallen de buurtschappen De Joere, It Heechsân, (deels) Skûlenboarch en It Wytfean.
Feanwâldsterwâl: Feanwâldsterwâl telt 420 inwoners (1 januari 2020).
Garyp: Garyp telt 1.895 inwoners (1 januari 2020). Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Iniaheide en Sigerswâld.
Gytsjerk: Gytsjerk telt 2.290 inwoners (1 januari 2020). Onder het dorp valt ook de buurtschap Gytsjerksterhoeke.
Hurdegaryp: Hurdegaryp telt 5.045 inwoners (1 januari 2020).
Jistrum: Jistrum telt 920 inwoners (1 januari 2020), onder het dorp valt ook een deel van de buurtschap Skûlenboarch.
Mûnein: Mûnein (Molenend) telt 650 inwoners (1 januari 2020).
Noardburgum: Noardburgum telt 2.290 inwoners (1 januari 2020). Het dorp ligt ten noorden van Burgum, onder Noardburgum valt een deel van de buurtschappen Kûkherne en Quatrebras.
Oentsjerk: Oentsjerk telt 1.960 inwoners (1 januari 2020).
Ryptsjerk ;Ryptsjerk telt 770 inwoners (1 januari 2020).
Sumar: Sumar telt 1.365 inwoners (1 januari 2020). De buurtschap Sumarreheide valt onder het dorpsgebied.
Suwâl: Suwâld telt 630 inwoners (1 januari 2020).
Tytsjerk: Tytsjerk telt 1.610 inwoners (1 januari 2020). Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Lytse Geast en Swarteweisein.
Wyns: Wyns telt 225 inwoners (1 januari 2020). Onder het dorp valt ook een deel van Bartlehiem en een deel van de buurtschap Tergrêft.
FNP
Bij de raadsverkiezingen van 1974 waren er -door de bevolkingsgroei van de gemeente- geen 19 maar 21 zetels te verdelen. De uitkomst was dat de FNP weer met twee zetels vertegenwoordigd werd, want er werd door 1331 stemgerechtigden op onze partij gestemd. Johan Boersma ging verder en Klaske Straatsma nam het fractievoorzitterschap op haar. Aan het begin van die vier jaar zette de FNP al in op Friese plaatsnamen op de komborden van de dorpen en liet de fractie zich kritisch uit over de 'een-tweetjes' die PvdA en CDA uitvoerden bij de collegevorming. Dat bracht zelfs de landelijke journalistenpinnen in beweging...
De FNP 'ers vroegen ook aandacht voor de waterkwaliteit van het Burgumer Mar omdat daar grotere algengroei dan elders in Fryslân was geconstateerd. Hierbij werd een verbinding gelegd met de slechte waterzuivering bij 'de stinkfabriek' in Sumar en de al functionerende Burgumer Mar-centrale. Deze kwestie werd door het college op het bordje van de provincie geschoven. Bij de officiële opening van de Burgumer Mar-centrale hingen beide FNP-raadsleden thuis de vlag thuis halfstok. De verkiezingen van 1978 brachten een tegenslag voor de FNP-Tytsjerksteradiel: een zetel verlies en zo ging Johan Boersma als eenmansfractie de volgende periode in. Het verlies van de tweede zetel kwam door de deelname van D66 aan deze verkiezingen; die haalde ook één zetel.
Het feit dat hij alleen de kar in de raad moest trekken, hield niet in dat Johan er minder fel van werd. In een debat over subsidiëring voor rietgedekte huizen kwam hij in de publiciteit met de opmerking: "Reid is riet, waar het ook ligt" en stemde daarom ook tegen het voorstel dat een differentiatie in verschillende panden aangaf. Hij maakte zich ook boos om het verschil dat het college maakte in de omgang met de verenigingen van dorpsbelangen en de toen juist instelde "Dorpsraad van Hardegarijp". De FNP 'er bracht zijn ergernis hierover naar voren in het: "Meertje van de twee honden", waar de baas -het college van B & W- zijn oude, trouwe hond- de bestaande Dorpsbelangen -in achterstelde bij zijn nieuw hondje met mooie krulletjes de " Dorpsraad". Het gebruik van het Fries -zowel mondeling als schriftelijk- in de raad, in het college en bij de ambtenaren hielden de betrokkenen bezig en Johan Boersma gooide regelmatig olie op dat vuurtje. Dat paste helemaal in die tijd, want Tytsjerksteradiel was in tijd "Invoeringsgemeente Frysk" geworden. Het onderwerp werd ook dankbaar gebruikt door Johan in de benoemingsprocedure voor de opvolger van burgemeester Huyssen van Kattendijke en bij het binnenhalen van de nieuw benoemde burgemeester drs. Aad van Dulst. Deze nieuwkomer kreeg van Boersma de bundel: "Juffer Kuorkebier" van Tiny Mulder, om zijn zorg voor de toekomst vorm te geven.
Het milieu en landschapsbehoud kreeg vooral bij de discussies over de stort bij de Gariperhoeke aandacht. Ons FNP-raadslid bracht zijn mening in een vraaggesprek met Germaine Groenier in het landelijk programma: "Radio-nieuwsdienst VPRO" naar voren. Bij de raadsverkiezing van 1982 stonden Theunis Piersma, Geart van der Ploeg en Johan Boersma als de nummers 1, 2 en 3 op de kandidatenlijst. Alleen Theunis kwam succesvol over de streep en stond aan het begin van een 12-jarig raadslidmaatschap in een eenmansfractie. In die periode groeide het inwonertal van Tytsjerksteradiel boven de 30.000 en kwam het aantal raadsleden dus op 23. In 1994 werd Theunis de eerste FNP-wethouder in onze gemeente en in 1995 werd hij in Wûnseradiel de eerste FNP-burgemeester. Vanaf 1998 tot 2010 was de FNP steeds met 3 mensen in de raad vertegenwoordigd met mannen als: Tseard Willemsma, Jan Jongsma, Wijbe Postma, Sikko de Jong en Henk Schoorstra.
Actueel
Onze afdeling telt op dit moment 90 leden en 11 afdelingondersteuners. 6 van onze leden vormen de steunfractie en 2 hebben een zetel in het Hoofdbestuur. Wij hebben 12 dorpscontactpersonen en verder hebben we nog verscheidene commissies die vooral in de verkiezingstijd zeer actief zijn.
Het bestuur bestaat uit drie personen (vijf is prettiger): Geerling Schippers (voorzitter), Rommert Dyk en Sita van der Meulen. De gemeenteraad van Tytsjerksteradiel bestaat nog altijd uit 23 zetels. 5 daarvan zijn sinds 2010 FNP'ers. Op dit moment (2022-2026) zijn dat Freddy de Haan uit Burgum (fractievoorzitter), Tjikke Krijgsman uit Gytsjerk, Jan Pieter van der Velde uit Ryptsjerk, Alex Nijboer uit Sumarreheide en Emmie Soepboer uit Burgum. Daarnaast zit de FNP met Tytsy Willemsma in het college van B&W.
Met burgemeester Jeroen Gebben als voorzitter en als coalitie partners . . .. (op dit moment zijn er nog informateurs/formateurs aan het werk voor de samenstelling van de coalitie/oppositie)
De afdeling Tytsjerksteradiel is eind zestiger jaren opgericht. Aanleiding was de bouw van de PEB-centrale aan het Burgumer Mar. Het verzet tegen de bouw van de Burgumer Mar-centrale en de actie die de FNP -zowel provinciaal en gemeentelik- ondernam, kreeg in de jaren 1969 - 1970 veel steun van de Friese bevolking. Het resultaat was dat de FNP bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1970 met een tweemansfractie in de raad kwam. Van de 10342 uitgebrachte stemmen kreeg de FNP 974. Daar kreeg Johan Boersma uit Sumar - gymnastiekleraar en bekend fierljepper - 801 van en Sake Woudstra - caféhouder van de Moarkswâl in Aldtsjerk - 110. De rest van de stemmen was verdeeld over de andere zes kandidaatraadsleden. De (voorkeur) stemmenwinst van Johan bracht een PvdA-raadslid van toen tot de uitspraak: " Wij mogen Johan Boersma wel de kroonprins van Fryslân noemen. " De hele centralenkwestie houdt de gemeenteraad tot de herfst van 1970 in z'n greep. Toen kwam de Raad van State met de uitspraak dat de aanloop naar de bouw- en alles daaromheen - rechtmatig en correct was uitgevoerd. Johan en Sake hebben de FNP tot 1974 samen in de raad vertegenwoordigd. In die eerste raadsperiode speelden een aantal zaken waar de beide FNP 'ers hun tanden konden inzetten: de NTF - de stinkfabriek - in Sumar, de uitbreiding van "Klein Zwitserland" aan het Burgumer Mar en de benoeming van een nieuwe burgemeester. Bij het laatste nam Johan de woorden: ' surrogaat inspraak ' in de mond toen het ging over het overleg met de CdK Rijpstra. Uiteindelijk werd H.W.K. Ridder Huyssen van Kattendijke de opvolger van burgemeester W.M. Oppedijk van Veen. Dat raadsleden in die tijd ook al werden begraven onder paperassen en met tijdkrapte zaten, verworden Johan Boersma in 1973 als volgt: "Het lijkt me dat we in de toekomst raadsleden moeten hebben, die niet getrouwd zijn, over stalen nieren beschikken en bovendien permanent in de WW lopen."
Wapenfeiten en actuele politieke zaken
In 1970 haalde de FNP veel stemmen met de actie tegen de centrale aan de Burgumer Mar. In 2010 leverde ons standpunt omtrent de Centrale As, een aansprekende kandidatenlijst, een verkiezingscampagne die er mocht zijn en - vooral - de duidelijke politieke aanpak in de periode 2006-2010 extra stemmen op, met als resultaat van 3 naar 5 zetels in de raad. In 2010 moest al worden vastgesteld dat de toekomst voor onze gemeente financieel 'zwaar weer' in petto had. Met - onze - Geerling Schippers als gemeentelijk ' enningmeester moest er een traject van bezuinigingen worden uitgestippeld. Geen gemakkelijke opdracht! Door naast de politieke partijen, het ambtelijk apparaat, ook de inwoners van de gemeente te betrekken bij de gehele bezuinigingsoperatie en daarbij voldoende tijd - een volledig jaar - te nemen voor overleg, toetsing en besluitvorming is een eerste slag gemaakt om financieel goed uit te komen. Wel moesten er besluiten worden genomen die ons als FNP 'ers pijn deden. Denk bijvoorbeeld aan het schrappen van het schoolzwemmen voor de basisschoolkinderen. Met veel moeite moest deze toch o zo belangrijke vorm van bewegingsonderwijs worden afgeschaft.
Met klem hebben wij de afgelopen periode aandacht gevraagd voor de infrastructurele gevolgen voor onze gemeente van de acceptatie van het tracé van de Centrale As. Bezorgdheid van eerdere provinciale wegen kan ook nog wel eens in de papieren lopen. Wat de wegen betreft zijn we ook alert op het steeds zwaarder wordende agrarische verkeer. Momenteel wordt er tussen ons - en onze oostelijke buurman Achtkarspelen - gewerkt aan een samenwerkingsconstructie. Als FNP zaten wij daar niet echt op te wachten, maar nu het er toch van komt vinden wij dat het op een doordachte wijze en met verdrag vorm moet krijgen. Die houding wordt door sommigen gezien als een ' in de kont hangen ', maar wij zijn van mening dat een te haastig genomen besluit jaren van ergernis voor onze burgers kan opleveren. Daarom in dit proces maar direct aan. Hetzelfde geldt voor zaken rondom Werk & Bijstand en de invoering van de WMO. Deze beleidsgebieden raken de mensen waarvoor de FNP zorg wil dragen. Het zijn deze inwoners van onze gemeente die tussen wal en schip kunnen vallen als er niet zorgvuldig wordt omgegaan met het overhevelen van rijkstaken naar de gemeente. Gelukkig denken meer partijen in onze raad er ook zo over.
Genoemd moet ook worden dat onze zorg voor de karakteristieke architectonische zaken, geuit is in de motie "Tytsjerksteradiel yn ' e pronk . Die hebben wij -volgend op een prima inventarisatie van karakteristieke panden- opgesteld om de eigen aard van onze gemeente te bewaren maar meer nog om de werkgelegenheid in de bouw een duw in de goede richting te geven. Natuurlijk is het onmogelijk hier alle zaken die ons bezighouden te noemen. Wel is het nog van belang om aan te geven dat het contact met de verenigingen van Dorpsbelangen hoog bij ons in het vaandel staat. Op die manier kunnen we het beste tegemoet komen aan onze motto: "Van onderen op!".
Namens het bestuur: Harry van Borkulo (schrijver).
Met speciale dank aan: Johan Boersma en Wijbe Postma.
Geschiedenis
Kleine volken zonder staat vallen weg in 'de ouders van de geschiedenis'. Dat is ook het geval met de Friezen. Haar verleden lijkt groter dan haar toekomst. Dat verklaart waarom ze zo snel en zo veel terugkijken, en hun identiteit het liefst uit het verleden halen. De FNP doet dat beslist niet. De FNP wil de Friese identiteit in de toekomst vormgeven. Niet bewaren, maar actief gestalte geven in een andere samenleving dan die van onze voorouders. Maar we ontkennen niet dat de wortels van die Friese identiteit in het verleden liggen. En dat het verleden ons nog altijd wat kan leren. Daarom moeten we ons verleden kennen, voordat we de toekomst in kunnen gaan.
Alde friezen
De Friezen hebben zich zo'n 500 jaar voor Christus gevestigd op de vruchtbare kwelders langs de Noordzee tussen de Eems (Emden) en de Rijn (Katwijk ). Zij waren waarschijnlijk afkomstig van de hogere zandgronden, want die waren na honderden jaren van landbouw totaal uitgebuit. Het huidige Noord-Holland (deels nog steeds West-Fryslân genoemd ), Friesland en Groningen waren samen het oudste Friese stamland. Al snel na aanvang van de jaartelling maken de Romeinen deze Friezen schatplichtig, maar Rome kon hier geen blijvende bezetting handhaven. Aan het eind van de Romeinse tijd trekken de Angelen en Saksen langs de Noordzee naar Engeland, wat vast veel invloed heeft gehad op de toenmalige bewoners van Fryslân. Na het jaar 500 zijn de Friezen niet langer meer een stam, maar een staat onder een koningschap. Zij breiden zich dan zuidelijk uit over Zuid-Holland en Zeeland naar het Zwin bij Brugge. Noordelijk gaat de uitbreiding over wat nu Oost-Friesland heet naar de Wezer (Bremen) en later nog verder langs de kust tot in Denemarken, waar nu nog altijd Noord-Friese dialecten ligt.
Onderwerping en toch vrijheid
Dat grote Fryslân was een heidense staat. De christelijke Franken probeerden het te onderwerpen en te bekeren. Het ene stond niet los van het andere. Bonifatius werd daarom niet alleen als christelijk zendeling gezien, maar ook als diplomaat van het vijandige rijk van de Franken. Al moest hij zelf opgeven, zijn geloof en de Frankische macht waren onweerstaanbaar. In de loop van de 8ste eeuw werd Friesland dan ook christelijk en deel van het grote Frankerijk. Het bleef een eenheid, ook al ging het Friese zuiden (Holland en Zeeland) verloren. Maar West-Friesland, onze huidige Friesland, Groningen en Oost-Friesland konden hun betrekkelijke zelfstandigheid na de tijd van de Noormannen weer uitbouwen en meer dan dat: dit Fryslân werd de West-Europese handelsnatie van het eerste plan, een voorloper van de latere Hanze. Later zakte dit Friesland weer wat terug en beschermde door zee, water en zompige venen kon het feodalisme in zijn wreedste vorm aan Fryslân voorbijgaan. De Friese vrijheid houden in, dat hier een oud rechtsstelsel in wezen bleef, dat vrije boeren beschermd tegen de adel. Hier verdedigden de boeren zichzelf en hun land en waren zij de 'bescherming' door een adellijke alleenheerschappij niet nodig.
Ook steden konden in die boerengemeenschap niet uitgroeien en bleven meest overslagplekken voor de handel in landbouwproducten en vee. Fryslân was zo een unieke democratie in de middeleeuwen toen overal anders grote machtsverschillen en dwang van bovenaf het leven bepaalden. Die, wat wel genoemd is, 'federatie van boerenrepuieken van de zeven Friese zeelanden' had eigen recht, dat nog veel Oudgermaanse elementen bevatte. De tijden waren nog niet rijp voor zo'n democratie. Je dacht zelfs dat het in strijd was met de goddelijke orde van de samenleving, waar naar zeggen en geloof God zelf koning en adel aan het hoofd van staat en maatschappij had gesteld. Dat had zelfs een ware kruistocht tegen de Friezen tot gevolg. Diverse hoge heren meenden recht te hebben op de oppermacht in Fryslân. De graven van Holland bijvoorbeeld. Die slaagden erin om 1300 heen West-Friesland te annexeren. Ze konden ook delen van het huidige Friesland bezetten, maar nooit langer dan voor een paar jaar. Bij één van deze aanvallen werd in 1345 de graaf Willem IV met veel Hollandse en Henegouwse ridders verslagen. Die slag wordt nog ieder jaar bij Warns herdacht.
Verlies van onafhankelijkheid
Dan krijgen de Friezen onderling ruzie. Sommigen (de zogenaamde Vetkopers) willen toenadering tot buitenlandse machten en anderen (de Schieringers) willen de zaken in eigen hand houden. Dat schept een ideale situatie om de Friezen van buitenaf tegen elkaar uit te spelen en al snel is de in eerste aanleg economische belangentegenstelling verworden tot een vete tussen families die elkaar met buitenlandse hulp proberen uit te schakelen. Toch hebben de Hollandse graven naar tientallen veldtochten eind vijftiende eeuw er genoeg van. Ze verkopen dan hun 'rechten' op Friesland aan een van de rijkste en invloedrijkste mensen van die tijd: Albrecht, hertog van Saksen. Het lukte hem om in 1498 de macht over te nemen. Maar de Friezen blijven opstandig (dat was de tijd van Grutte Pier en Jancko Hojama!) en in 1515 heeft Albrecht zijn zoon George er genoeg van. Hij verkoopt Fryslân weer aan de Duitse keizer Maximiliaan. Kort daarop komen Groningen en Fryslân als twee autonome provincies in het grote verband van de Nederlanden, die in Brussel hun hoofdstad hadden. Oost-Friesland had al langer een eigen graaf en bleef daar buiten. Het grote Friesland lag uit elkaar. Ondertussen werd overal in de oude Friese landen met het eigen Friese recht ook de eigen Friese taal als officiële ambtelijke taal afgeschaft en door het Nederduits vervangen. Dat was de nieuwe taal van de nieuwe ambtenaren die van het zuiden uit orde op zaken moesten stellen in ons landen. Die orde kon echter geen feodaal (maatschappelijk stelsel waarbij iemand van een hogere klasse gebied te leen geeft aan iemand uit een lagere klasse in ruil voor geld en allerlei diensten) meer zijn, want de Middeleeuwen waren voorbij.
Gewestelijke onafhankelijkheid
In 1579 kwamen de Nederlanden in opstand. Het Noorden slaagde erin zich af te scheiden als Republiek der Verenigde Nederlanden. Fryslân en Groningen doen mee als autonome gewesten in dat nieuwe staatsverband. De deelnemende gewesten kregen grote zelfstandigheid. Eigen rechtspraak en eigen belastingheffing, eigen politie en een eigen legertje. Alleen aan de centrale kas moest een bijdrage voor de gemeenschappelijke verdediging worden betaald. Friesland was relatief rijk, zodoende kon het veel betalen en kreeg relatief invloed in de zaken van de Nederlandse staat. Als zodanig stond het in macht vlak achter Holland en Zeeland en voor alle andere landsprovinssies. Helaas heeft deze nieuwe autonomie niet geleid tot een heropleving van de Friese taal en cultuur. De machthebbers in Fryslân waren niet meer allemaal van Friese afkomst. Sinds het midden van de 16de eeuw hadden ze het Fries al afgeschaft en bovendien was het Nederlands een nieuwe en moderne taal, die in de Statenbijbel zijn standaardvorm had gekregen en zo alle Nederlandse gewesten als medium kon verbinden. Voor het Fries bleef er al een literair plekje vrij. Als geen ander heeft de 17de eeuwse Bolswarder dichter Gysbert Japicx dat ingevuld. Zo heeft hij de fakkel van de taal verder doorgegeven. Zonder hem zou het Fries als literaire taal de tijd niet hebben overleefd.
Onder het centralisme
In 1798 was het gedaan met de gewestelijke onafhankelijkheid. De Fransen hadden Nederland bezet en richtten het in volgens Frans model: alle macht werd geconcentreerd in één centrum. Gewestelijke besturen mochten de in het centrum genomen besluiten alleen uitvoeren. En dat centrum werd Den Haag. Na de bevrijding in 1815 werd dit model aangehouden. Het nieuwe Koninkrijk diende een geïntegreerde eenheidsstaat te zijn, waar gewestelijke belangen waren ondergeschikt aan het belang van het geheel. Dat klinkt mooi, maar in de praktijk werkt het vaak anders uit omdat het centrum geen neutrale en objectieve instantie is. Het centrum heeft zijn eigen belangen, maar 'verkoopt' die belangen doorgaans als 'algemeen staatsbelang' en verwerpt de gewestelijke belangen als 'provinciaal egoïsme'. Dat nieuwe 'met elkaar een' was in eerste aanleg erg gunstig voor Holland, maar niet voor Fryslân. De nieuwe staatsorde riep dus weerstanden op die in de provinciale staten van Fryslân tot een soort partijvorming aanleiding gaven. De voorstanders van de provinciale onafhankelijkheid werden daarbij als reactionair, conservatief en chauvinistisch gezien. De staatsnationale integratieaanhangers noemden zichzelf vooruitstrevend, maar werden omgekeerd voor ambtelijke slaven in dienst van de Kroon uitgemaakt. Toch was het niet alleen een principieel politieke strijd, het was natuurlijk maar net waar je persoonlijke belangen lagen en waar je je maatschappelijke plaats en uw salaris van kreeg. De integratieaanhangers winnen het pleit al snel en het verzet tegen de nieuwe orde verschuift dan naar het literair-wetenschappelijke gebied. Rond 1830 ontstaat een literaire opleving in het kader van de toen in heel Europa heersende Romantiek. Terug naar het verleden, terug naar de wortels heet het en in de literaire sfeer kan dat geen kwaad. Voormannen van het eerste uur waren de oude Franeker hoogleraar Wassenbergh, dominee Posthumus en de beroemde broers Halbertsma.
Fryske beweging
In 1823 werd de eerste Gysbert Japicx herdenking gehouden. In 1844 werd het Selskip foar Fryske Taal- en Skriftekennisse opgericht. Dit gezelschap vond zijn aanhang in de verlichte en liberale burgerij. Daarbij moet je je geen stadse burgerij voorstellen maar eerder onderwijzers en vrijzinnige dominees van het platteland. Ze maakten ernst met het gebruik van het Fries als schrijftaal. Na flink wat experimenten kwam er uiteindelijk toch een standaardvorm die de basis van onze nieuwe Friese schrijftaal is geworden. De namen van Harmen Sytstra, Jacobus van Loon en natuurlijk de Halbertsma's zijn met dat nieuwe begin verbonden. Later in de 19e eeuw waren dat Waling Dijkstra, Tsjibbe Gearts van der Meulen en vele anderen.
De kerk en het Fries
De christelijken hielden zich ver van het Fries. De Tale Kanaäns had voor haar het alleenrecht en bovendien meden ze literaire schrijverij. Vooral toen dat de vorm kreeg van toneel. De Friese winteravondtocht (cabaret en toneel in de dorpsherberg) kon voor hen niet anders dan tot zonde leiden. Pas later in de eeuw komt er in kerkelijke kringen belangstelling voor het Fries. Langzaam verdwijnt het verzet tegen het Fries in de kerk. Dominees als Wumkes en Huismans waren in die strijd van groot belang. Zij maakten -met vele anderen- het Fries voor Bijbel- en preektaal gereed.
Jongfriezen en andere Friezen
De Friese Beweging was inmiddels volwassen geworden. Het was niet meer een vereniging, met hooguit wat onderlinge en persoonlijke spanningen, maar het was een stroming geworden met verschillende beddingen. Met de vroeger zo machtige liberale stroming waren ook de liberale Friezen op de achtergrond geraakt. In plaats daarvan waren er naast socialistische en christelijke Friezen van verschillende soorten nu ook nationale Friezen opgestaan. Allemaal groepen die de Friese Bewegingsidealen koppelden aan een zekere politieke of godsdienstige ideologie. De socialist Troelstra kon zo in dominee Wumkes een Friese Beweger ontmoeten.
Het Friese ideaal op de eerste plaats
En er kwam iets nieuws: de Friese Beweger die zijn Friese ideaal niet in dienst van christendom of socialisme wilde stellen, maar juist andersom het Friese ideaal op de eerste plaats zette: de Jongfries. Die Jongfryske Mienskip was onder leiding van Douwe Kalma een groep wilde ganzen onder wat ze een groep tamme ganzen achtten. Zo organiseerde het Fries bewegen zich in verschillende verenigingen met eigen tijdschriften en veel discussie.
De moderne Fryske Beweging
De radicale Friese Bewegers kwamen door de Duitse bezetting in verleiding en verlegenheid. Omdat zij het Friese ideaal bovenaan stelden, ook boven de Nederlandse staat, dachten de Duitsers zich voor de nationaal-socialistische kar te kunnen spannen. Enkele gaven toe, maar verder heeft het hele Friese organisatieleven zichzelf in de oorlogstijd opgeheven, om zo buiten de Duitse invloed te blijven. De collaboratie is in Fryslân lager geweest dan overal anders in Nederland. Meteen na de oorlog kon zo de draad weer opgepakt worden. De jonge generatie was praktischer en pragmatiser dan de oude en tussen de verschillende beddingen waren scheidslijnen van voor de oorlog in 1945 niet meer zo diep. Zo kon er als samenwerking van alle Friese organisaties een Ried fan de Fryske Beweging komen. In plaats van strijd over idealen en ideologieën begon men praktische doelen te verwezenlijken. Culturele autonomie en federalisme was een oud onderwerp - waarmee de naam en het schrijven van Eeltsje Boates Folkertsma verbonden was - dat nu in praktische rapporten en adviezen uitgewerkt werd. Fries in het onderwijs en Fries voor het gerecht werd over nagedacht en geschreven. Maar plannen worden geen werkelijkheid zonder strijd. Die kreeg zijn hoogtepunt in het tumult om Fedde Schurer die door de rechter werd veroordeeld om zijn Friesspreken en zo een onrust - bekend als Kneppelfreed - teweeg bracht (1951 ). Dat geval bracht de Fryske Beweging in de hele Nederlandse en zelfs in de buitenlandse pers. De Haagse regering moest toen wel een klein stapje doen in de richting van de erkenning van de Friese taal. Een principiële erkenning was het niet, maar wij danken er toch de plek van het Fries in het basisonderwijs aan. Na dat eerste stapje volgde er geen tweede.
De FNP
Het uitblijven van vooruitgang maakte de jongeren ontevreden. In 1962 richtte een drietal een eigen politieke partij op: de FNP. Aanvankelijk werd die partij als een groot gevaar voorgesteld door de oudere Friese Bewegingslieden. Zij zagen alleen politieke invloed mogelijk in het voordeel van Friesland via de landelijke partijen. De jeugd dacht daar anders over, vooral toen in de ARP een Fries provinciaal programma werd aangenomen dat stelde dat Friese provinciale belangen principieel ondergeschikt moesten worden aan het Nederlandse nationale staatsbelang.
Toen de FNP in 1966 voor het eerst in de Provinciale Staten en de gemeenteraden schoven de andere partijen langzamerhand ook wat meer de Friese kant op om zo de FNP de wind uit de zeilen te halen. Zij zetten veel pro-Friese stellingen in hun programma's en dat was per saldo winst. Maar wat verwacht werd - dat de FNP dan weer zou inzakken - kwam niet uit. De partij groeide. Waarschijnlijk kwam dat doordat bleek dat de FNP niet alleen een taalpartij was. De FNP ontwikkelde ook gedachten over de uitbouw van een Friese autonomie. Het federalisme was daarbij de grondslag. Dat federalisme zegt: regelen wat lokaal is op lokaal niveau, wat regionaal is op provinciaal niveau en wat daar bovenuit gaat op hoger niveau. En wat Fryslân betreft: laat Fryslân zijn eigen culturele en taalzaken beoordelen. Democratie van onderop.
De opvatting dat de regering en de ambtenarij er voor de mensen zijn - en niet andersom - sloeg aan bij de Friezen. Tegenstanders van de FNP willen er graag 'alleen maar' een taalpartij van maken. Het succes van de partij laat zien dat zijn aanhang ook op iets anders afkomt: de afkeer van het bureaucratisch centralisme en het vertrouwen in onszelf en in ons eigen kunnen. De slechte uitwerking van de centralistische staatverordening toont een voorbeeld... in de behandeling van het Fries. Onze taal is nog altijd niet officieel erkend. In Den Haag maken ze er een watje bij de boodschappen van en proberen ze zich nog altijd voor alle wettelijke regelingen weg te winden. Alle stappen die in Fryslân vooruit worden gedaan naar de gelijkberechtiging en de emancipatie van het Fries, worden in Den Haag weer teruggedraaid.
Balans tussen verleden en toekomst
Er loopt een rode lijn van het verzet tegen het centralisme uit 1815 over de hooggestemde idealen van de Jongfryske Mienskip in 1916, naar de FNP die in 1962 verzet en ideaal naar de politieke praktijk bracht. Die draad heet federalisme. Niet om alleen de eigen belangen maar veilig te stellen. Nee, als een alternatief voor het staatsnationalisme dat zo gewoon is geworden dat de Nederlanders het niet eens meer als nationalisme voelen. Een door de overleefde staatsnationalisme, nu Europa in 1992 de grenzen heeft opengedaan, de Euro er is en vele bevoegdheden in handen van bovenregionale organen ligt. Er zijn veel regionale partijen in Europa en in het Europese Parlement die er ook zo over denken.
Met deze partijen - uit Ierland en Schotland, Denemarken en Vlaanderen, Frankrijk en Italië, Spanje en Portugal - heeft de FNP de Europese Vrije Alliantie (EFA) opgericht. Op dit moment heeft de EFA 10 parlementsleden, 4 uit Spanje, 2 uit Vlaanderen en 2 uit Schotland. De FNP gebruikt die fractie als kanaal om voor Fryslân een plek te krijgen in de besluitvorming op Europees niveau. Dat helpt nu al en zo'n directe lijn zal dat in de toekomst nog meer doen naarmate de Europese eenheid verder gestalte krijgt en de macht van Den Haag kleiner wordt. Zo verbindt de FNP de Friese traditie en het Friese verleden met de Europese toekomst. In die Europese toekomst hoeft Fryslân niet te verdwijnen. Er liggen nieuwe kansen voor Fryslân in Europa. De FNP kijkt terug in het verleden om er voor de toekomst van te leren. Dat doet de FNP met de inzet van zijn leden. En met de steun van zijn kiezers - tussen de 25.000 en 30.000.